Regelmatig krijgen wij de vraag of je met je minderjarige kinderen mag verhuizen na je scheiding; je nieuwe liefde of een (droom)baan achterna of gewoon ergens anders naartoe voor een frisse start. De eerste vraag die beantwoordt moet worden is of de niet-verhuizende ouder belast is met het gezag over het kind. Indien dit niet het geval is, heeft de niet-gezaghebbende ouder geen zeggenschap over de verblijfplaats van het kind. Overigens betekent dit niet dat de niet-gezaghebbende ouder geheel buiten spel staat, deze ouder kan de rechtbank verzoeken hem eveneens met het gezag te belasten. Wanneer de niet-verhuizende ouder wel met het gezag is belast, heeft de verhuizende ouder toestemming nodig van de andere ouder als het een verhuizing betreft van 50 km of verder van de oorspronkelijke woonplaats. Deze limiet is in de rechtspraak ontwikkeld.

Wat te doen?

Allereerst dient de verhuizende ouder toestemming te vragen aan de andere niet-verhuizende ouder. Wanneer de andere ouder geen toestemming verleent, kan de verhuizende ouder vervangende toestemming vragen aan de rechtbank. Vaak gaat dit verzoek gepaard met een verzoek tot wijziging van de zorgregeling, aangezien het soms moeilijk is de oorspronkelijke zorgregeling nog uit te voeren met een grote afstand tussen nieuwe woonplaats van de kinderen en woonplaats van de niet-verzorgende ouder.

In het geval dat de verhuizende ouder zonder toestemming met het kind zou verhuizen, is er sprake van onttrekking aan het ouderlijk gezag. Eigenrichting wordt niet door een rechter beloond, maar de andere ouder zal wel in actie moeten komen. Hij of zij zal een procedure bij de rechtbank aanhangig moeten maken waarbij verzocht kan worden de bestaande zorgregeling af te dwingen, dan wel afgifte van het kind te vorderen, dan wel een verklaring voor recht te verzoeken met een verbod tot verhuizing of de meest vergaande: een wijziging van hoofdverblijfplaats van het kind verzoeken.

De rechtbank zal, indien de verhuizende ouder vervangende toestemming verzoekt, een beslissing moeten nemen waarbij de volgende zaken de revue passeren;

  • het belang van het kind (dit staat voorop);
  • de inhoud en de frequentie van het contact tussen het kind en de andere (niet-verhuizende) ouder mag niet onacceptabel gereduceerd worden als gevolg van de verhuizing;
  • de verhuizing moet goed zijn voorbereid door de verhuizende ouder (er moet redelijk vastliggen hoe het leven van de ouder en het kind er na de verhuizing gaat uitzien qua werk, huisvesting, school of opvang maar ook de toekomstperspectieven van het kind en de ouder);
  • ingrijpende gevolgen van de verhuizing voor de andere ouder moeten worden geminimaliseerd (bijvoorbeeld alternatief zoeken voor de bestaande zorgregeling, waarbij een goede communicatie tussen de ouders een pré is);
  • de aanwezigheid van de noodzaak tot verhuizing (wat is de aard en de urgentie van de verhuizing);
  • de bestendigheid van de nieuwe relatie;­
  • de leeftijd van het kind van groot belang (in verband met aanpassen aan nieuwe omgeving);
  • eventueel aanwezige intentieverklaringen die blijken uit het convenant spelen mee (wanneer partijen uitdrukkelijk hebben afgesproken dat zij niet verder dan 5km van elkaar vandaan zullen wonen omdat een co-ouderschapsregeling anders niet uitvoerbaar is, zal de rechtbank dat niet snel opzij zetten).

Bij een kind van 12 jaar of ouder wordt zijn/haar mening meegenomen in de beslissing. Deze is niet doorslaggevend.

Kortom, het antwoord op de vraag of je na je scheiding met je minderjarige kinderen mag verhuizen is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval waarbij alle betrokken belangen moeten worden meegenomen. Uit de praktijk blijkt dat het niet eenvoudig is algemene criteria te formuleren aangezien dit onderwerp zeer casuïstisch is.

Mocht u zelf met het idee spelen om te gaan verhuizen en vraagt u zich af hoe u dit moet aanpakken, neem dan gerust contact met ons op.

Blogs

Gerelateerd