Ouders zijn verplicht bij echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap afspraken vast te leggen in het zogenaamde ouderschapsplan, ter invulling van hun ouderschap na het uit elkaar gaan.

Het ouderschapsplan dient afspraken te bevatten over:

  • het hoofdverblijf/adres van inschrijving;
  • de zorgregeling,
  • de wijze van informatieverschaffing over de kinderen;
  • de wijze van raadpleging bij belangrijke kwesties en
  • de regeling van kosten van verzorging en opvoeding, oftewel kinderalimentatie.

Over deze onderwerpen dienen ouders in gesprek te gaan met elkaar, al dan niet onder begeleiding van een mediator of eigen advocaat.

De bedoeling van het ouderschapsplan is dat ouders ook na het uit elkaar gaan samen ouders blijven van de kinderen -wel ex-partners, geen ex-ouders- en dat beide ouders de band met de andere ouder moeten bevorderen. Derhalve is de gedachte achter de wet goed; het is de bedoeling dat het aantal ‘vechtscheidingen’ zal afnemen. Bij de totstandkoming van het ouderschapsplan kunnen wij begeleiden en adviseren over de keuzes die er gemaakt moeten worden c.q. wat een reële regeling is voor de kosten van de kinderen.

In principe kan de rechter de echtscheiding niet uitspreken totdat er een ouderschapsplan is opgesteld. Als het echt niet lukt om tot afspraken te komen over de kinderen, kan de rechter de knoop doorhakken over de zorgregeling en de kinderalimentatie.

Mocht het niet lukken om tot een ouderschapsplan te komen, dan kan er een procedure over de zorgregeling en/of de kinderalimentatie gevoerd worden.

Tenslotte is het van belang om te vermelden dat de kinderen betrokken moeten worden bij de totstandkoming van het ouderschapsplan, maar dat zij daarin geen doorslaggevende beslissing zouden moeten nemen. Kinderen worden vanaf de leeftijd van 12 jaar gehoord door de rechter, maar over het algemeen wordt aangenomen dat zij dan nog niet in staat zijn om beslissingen te nemen over hun hoofdverblijfplaats of de omgang met de andere ouder. De ouders zullen die beslissing samen moeten nemen, de belangen van de kinderen daarbij in acht nemend. Indien dat niet lukt, zal de rechter moeten beoordelen wat in het beste belang van de kinderen is. Pas vanaf een leeftijd van 14 jaar of ouder -ook afhankelijk van de ontwikkeling van het kind- gaat de rechtbank ervan uit dat er sprake is van voldoende zelfstandigheid om een doorslaggevende mening te hebben.